actualiteitreflectie

De Witte Stad: hoe ik mezelf op vooroordelen betrapte

Hallo allemaal,

 

In een eerder blogbericht schreef ik al dat ik ervan overtuigd ben dat het fantasy-genre en de maatschappij niet los van elkaar staan. Het is een tweerichtingsverkeer: aspecten van de maatschappij sluipen in het boek en het boek kan dienen als reflectie op de maatschappij. Die dubbele beïnvloeding staat ook in deze blog centraal.

De aanleiding voor dit bericht zijn de vele Black Lives Matter-protesten overal ter wereld, als reactie op politiegeweld (met name de moord op George Floyd) en systematisch racisme. Een belangrijke eerste stap in het steunen van die beweging is zelfreflectie, soul searching, nagaan op welke manieren ik zelf bijdraag aan een fout systeem. Maar wat in hemelsnaam zou mijn boek daarmee te maken kunnen hebben?

Ik kreeg het idee voor ‘Pangaea, Verloren Wereld’ toen ik twaalf jaar oud was; ik wilde net als mijn held Tolkien een fantasy-boek schrijven. Enkele andere inspiratiebronnen in de jaren daarna waren C.S. Lewis (Narnia), Philip Pullman (His Dark Materials), Michael Scott (Nicolas Flamel), George R.R. Martin (Game of Thrones), … zien we een patroon? Stuk voor stuk witte mannen. Ik zeg niet dat alle fantasy-auteurs tot die groep behoren (zo zijn er ook heel bekende witte vrouwen), maar ze zijn goed vertegenwoordigd. Het is te makkelijk om anderen van een veilige afstand verwijten te maken (al mag het wel gezegd worden). Het is moeilijker om jezelf verwijten te maken – ik durf het nu wellicht enkel omdat ik al stappen onderneem om eraan te werken. De namen noem ik hier vooral om te tonen waar mijn eigen vooroordelen vandaan komen en hoe ze in een groter geheel passen.

Bovendien vormt de stad ‘Minas Tirith’ uit Tolkiens wereld een prototype van een breder fenomeen dat ik “De Witte Stad” zou willen noemen, een fenomeen dat ook bijna zijn weg had gevonden naar het hart van mijn eigen boek. “De Witte Stad” is een bijnaam voor Minas Tirith (zie foto), gebouwd tegen de Witte Bergen en waar de Witte Boom van Gondor prijkt. In de eerste plaats verwijst het natuurlijk naar de muren, die opgetrokken zijn uit wit gesteente. Gecharmeerd door het beeld, stelde ik me het Atlantis uit mijn eigen boek ook voor als een stad met witte muren. Ik noemde het “de stad der steden” en liet Minhue, die zelf uit het Aziatisch-geïnspireerde Utar komt, verzuchten: “oh, Xugan, je moet die stad zien.”

Al was ik twaalf, die doorwerking van het “Witte Stad”-stereotype is allesbehalve onschuldig. In Tolkiens The Lord of the Rings zijn namelijk niet alleen sommige muren wit, maar ook een groot deel van zijn bevolking. ‘Wacht eens even,’ zou een kenner me misschien verbeteren, ‘hoe zit het dan met de Haradrim en het volk uit Rhûn – die zijn toch gekleurd?’ Oke, oke, laat me het anders zeggen: alleen de “goede” bevolking is volkomen wit – maar dat maakt het niet beter. Want ja, de Haradrim en de strijders uit Rhûn spannen samen met de Orks van Mordor en vertegenwoordigen mede de anonieme Vijand. Alle goede elven, dwergen, mensen en hobbits uit Midden Aarde daarentegen – de protagonisten waarover we gelezen hebben, die we met miljoenen hebben toegejuicht vanuit bioscoopzalen – zijn Westers, lang en knap (een vooroordeel komt immers zelden alleen). Ik was geen haar beter… mijn hoofdpersoon was een Atlantiër, die net als alle Atlantiërs een witte huid heeft, blonde haren en blauwe ogen. Natuurlijk mogen die mensen wel bestaan in mijn wereld, maar het wordt problematisch wanneer hun “beschaving” geïdealiseerd wordt en er geen relevant tegenwicht geleverd wordt.

“Maar het is een fictieve wereld, die losstaat van onze maatschappij,” zou iemand kunnen tegenwerpen, of “maar Tolkien leefde in een andere tijd”. Precies, dat is het punt! Tolkiens boek en het mijne, ookal zijn het fantasy-boeken, zijn gekleurd door de maatschappelijke opvattingen uit een bepaalde tijd en omgeving. En ja, wit is ook een kleur. Zo luidt tevens de titel van een documentaire van Sunny Bergman uit 2016, die ik toen keek en besprak in mijn profielwerkstuk over ‘nationale identiteit’. In het voorjaar van 2018 was dat werkstuk nog maar net klaar toen de redactie van ‘Pangaea, Verloren Wereld’ begon; de inzichten die ik erdoor opgedaan heb, stelden me in staat om een positieve wending te geven aan mijn “Witte Stad”.

Wat betekent het om te zeggen dat wit ook een kleur is? Dat kunnen anderen beter uitleggen dan ik, maar hier komt een voorzetje. De documentaire van Bergman is een toegankelijke eerste kennismaking met het onderwerp, maar daardoor niet minder confronterend. Ik heb zelf veel geleerd van het boek Witte Onschuld (2017) van Gloria Wekker, dat ik ook las voor mijn profielwerkstuk. Het komt erop neer dat veel witte mensen denken onschuldig te zijn van racisme, omdat ze “geen kleur zien” (denk ook aan #AllLivesMatter). Het probleem: door niet te erkennen dat witheid een van de vele specifieke perspectieven is, wordt witheid stilzwijgend de algemene norm, de achtergrond, de neutraliteit. Dat wordt gevaarlijk wanneer die norm al dan niet bewust geassocieerd wordt met allerlei positieve kwaliteiten zoals rationaliteit, Verlichting, liberalisme, secularisme en beschaving (wat nog altijd gebeurt). De dubieuze uitkomst van die optelsom zou zijn dat niet-witten niet beschaafd zijn… Daarom moeten we ons bewust zijn van het eigen specifieke perspectief. Voormalig Theologe des Vaderlands Janne Stegeman verwoordt het treffend in het boekje Alles moet anders (2017): “Zodra ik mijn eigen vooringenomenheid eenmaal op het spoor was, kon ik niet meer doen alsof ik in mijn eigen land opeens wel weer een neutraal en contextloos mens was.” Op vergelijkbare wijze beschreef ik in de evaluatie van mijn profielwerkstuk dat mijn perspectief veranderd was en dat ik van de bronnen vooral geleerd had “open te staan voor en te luisteren naar anderen, want zij ervaren dingen die ik zelf als witte man niet ervaar.”

Goed, terug naar ‘Pangaea’ – welke sporen heeft dat leerproces achtergelaten in het boek? Heel concreet de volgende passage op pagina 171:

Xugan rijdt de brug over en kijkt naar de mensen in de rij. Er staan enkelingen, maar ook hele gezinnen. Ze zien er armoedig uit. Sommigen kijken naar hem terug, hun blik afgunstig. Worden zij buiten de tweede ring gehouden? Voor het eerst heeft Xugan zijn twijfels bij de legendarische status van Atlantis. Hij richt zijn blik op de poort voor hem.

De tweede ring staat, anders dan de eerste, volgebouwd met grote en kleine huizen. Hier woont de burgerij. Xugan passeert parken en winkelstraten, tempels, badhuizen en iets wat lijkt op een bibliotheek. Het is allemaal wel mooi, maar voldoet tot nu toe nog niet echt aan zijn verwachting. Dat zit vooral in de mensen die hij op straat ziet. Die zien er allemaal hetzelfde uit: met een witte huid, blonde of bruine haren en een zelfgenoegzame blik. Ze zijn gekleed naar een mode waarmee Xugan niet bekend is en die niet zijn voorkeur heeft. Dit is niet de exotische diversiteit die mama in haar verhaal beschreef.

Dit was een kleine aanpassing, maar het is een zaadje dat door zal groeien in de volgende boeken. Klein voorproefje van boek 2:

‘Minhue, je vroeg me eerder wat ik van Atlantis vond. Weet je waarom ik zei dat het een teleurstelling was? Omdat het verdomd elitair is.’ Minhues mond zakt open; dat had ze niet verwacht. In haar ooghoek ziet ze dat Lareyna met stomheid geslagen is, misschien zelfs een beetje beledigd. Xugan: ‘Door al jouw verhalen verwachtte ik mensen van over de hele wereld te zien, die vredig samenleven, maar in werkelijkheid zijn het alleen maar Atlantiërs, die allemaal hetzelfde zijn en hetzelfde willen, namelijk in een hogere ring wonen dan de anderen. Oh, wat wilde ik er toen graag uitzien als een Utaar.’

De ontluistering van het “ideaalbeeld” van Atlantis is een belangrijk thema van het tweede boek, waarin een cruciale rol is weggelegd voor de verhaallijn van de zwarte Safwan. Het is me opgevallen dat het verloop van de serie in meerdere opzichten een indirecte reflectie is geworden op het schrijfproces zelf en het idee dat ik als kind had – daarover waarschijnlijk meer in een ander blogbericht.

Waarom zijn die correcties en reflectie belangrijk en nodig? Omdat ook fantasy-boeken bijdragen aan de beeldvorming in de maatschappij. Als wij auteurs onze eigen positie in de wereld niet erkennen, dan dragen we die stilzwijgend over aan de lezers. Ik hoop deel van de oplossing te kunnen zijn, een bescheiden bijdrage te kunnen leveren aan een maatschappelijke verandering in het denken over ras. Zelfreflectie en inleving met de ander spelen daarbij een belangrijke rol – twee kwaliteiten die door literatuur bij uitstek aangesterkt kunnen worden. Het zijn vooral ook kwaliteiten die je kan leren door open te staan voor boeken, documentaires, enzovoorts over het onderwerp en bij voorkeur van zwarte makers, want zij spreken uit ervaring. Om het echt tot me door te laten dringen, moet ik eerst erkennen dat ik fouten maak en bijdraag aan racisme op allerlei kleine manieren waarvan ik me niet eens bewust ben, maar anderen misschien wel. Daarom geef ik toe nog veel te leren te hebben. Gelukkig worden er overal veel goede lees- en kijksuggesties gedeeld; mijn lijstje wordt in elk geval steeds langer.

Ik spoor alle witte mensen aan eens naar zichzelf te kijken, de confrontatie aan te durven. We zullen er alleen maar van groeien en we zijn het onze medemensen verschuldigd. Ik denk zelfs dat mijn boeken er beter van zullen worden.

 

Tycho